Liefde in de tropen

Liefde in de tropen (1932) speelt zich af op een plantage op de Salomonseilanden. In een hut in de wildernis wacht een eenzame David Sheldon op de dood; hij en zijn ‘koelies’ worden geteisterd door een epidemie. Onverwacht klopt er een vrouwelijke schipbreukeling bij hem aan, Joan Lackland, samen met haar vader. Er is geen weg terug naar ‘de beschaving’ en er zijn louter mannen op het eiland, waarvan Sheldon, naast de vader, de enige witte is.

Die beschaving is inderdaad ver te zoeken op het eiland: de zwarte karakters worden omschreven als wilde dieren. Letterlijk. De Nederlandse vertaling van de Amerikaanse roman waarop het toneelstuk is gebaseerd begint als volgt:

Hij was een heel zieke, blanke man. Hij zat op den rug van een wol-harigen, zwart-huidigen wilde, wiens oorlellen doorboord waren en gerekt, tot een ervan was uitgescheurd, terwijl de andere een cylindervorming stuk bewerkt hout bevatte, drie duim in doorsnee […] Het man-paard was vet en vuil en naakt op een buitengewoon smalle en smerige lendedoek na; maar de blanke klemde zich krampachtig aan hem vast.

Zonder script blijft het gissen wat wel en niet uit de roman is overgenomen in het toneelstuk. Dankzij een foto is het zeker dat in ieder geval de zwarte bediende op het toneel verschijnt. Erg vaak werd Liefde in de tropen overigens niet opgevoerd. In De Tooneelspiegel wordt het stuk omschreven als ‘zeer saai’ met zwakke dialogen.


Bron: De Tooneelspiegel 8, april 1932.